De zin (Czeslaw Milosz vertaling: Gerard Rash)
'Eenmaal dood zal ik de voering van de wereld zien.
De achterkant, voorbij de vogel, berg, zonsondergang,
de ware betekenis, die om ontcijfering roept.
Wat onverenigbaar was, wordt nu verenigd.
Wat buiten ons begrip viel, zal begrepen worden.'
'Maar als de wereld nu geen voering heeft?
Als de lijster op de tak geen enkel teken is,
alleen een lijster op een tak, als de dagen en de nachten
elkaar opvolgen en zich niet bekommeren om een zin
en er op aarde niets is buiten deze aarde?'
'Al zou het zelfs zo zijn, dan nog blijft het woord
dat, eenmaal gewekt door vergankelijke lippen,
zal rennen, rennen als een onvermoeibare koerier,
over interstellaire velden, wentelende melkwegen
en protesteren, roepen, schreeuwen.'
Those – dying then,
Knew where they went –
They went to God’s Right Hand -
That Hand is amputated now
And God cannot be found -
The abdication of Belief
Makes the Behaviour small –
Better on ignis fatuus
Than no illume at all –
Emily Dickinson (Fr1580)
(Wanneer vroeger mensen stierven / wisten ze, waarheen ze gingen:
ze gingen naar Gods Rechterhand -
Die hand is geamputeerd nu / en God: zoekgeraakt.
De troonsafstand van Geloof / maakt kleinzielig:
Beter op een dwaallicht / dan niets om te verlichten)
Genesis 11: De verspreiding.
Ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken. Toen de mensen in oostelijke richting trokken, kwamen ze in Sinear bij een vlakte, en daar vestigden ze zich. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we van klei blokken vormen en die goed bakken in het vuur.’ De kleiblokken gebruikten ze als stenen, en aardpek als specie. Ze zeiden: ‘Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt. Dat zal ons beroemd maken, en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken.’ Maar toen daalde de HEER af om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren. Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal, dacht de HEER, en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik. Laten wij naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan. De HEER verspreidde hen van daar over de hele aarde, en de bouw van de stad werd gestaakt. Zo komt het dat die stad Babel heet, want daar bracht de HEER verwarring in de taal die op de hele aarde gesproken werd, en van daar verspreidde hij de mensen over de hele aarde.
Vraag 1) Wat is het hoogste gebouw dat je gezien hebt?
Vraag 2)Wat is de hoogste toren van de wereld? 1. 2010 Burj Khalifa, Dubai: 828 meter (!) 2. Taipei; 3. dan een toren die lijkt op een flessenopener in Shanghai; daarna komen er nog een aantal in China. Ze houden er daar van om in het Guinness book of records te staan. De Freedom tower, die op de plek gebouw wordt waar de Twin Towers stonden, wordt 541 meter worden; het tweede gebouw op aarde..!
Vraaag 3) Waarom willen mensen zo graag uitkijken?
In de periode waarin de Bijbel geschreven werd, hadden ze het nog altijd over de toren van Babel. Dat was het machtigste bouwwerk geweest dat mensen ooit gemaakt hadden. De joodse ballingen die daar te werk gesteld waren tijdens de Babylonische ballingschap, hebben de ruïne van die toren nog gezien en waren er erg van onder de indruk; zij schreven het verhaal over die toren. Dat verhaal is een belangrijk ingrediënt voor de dienst vandaag.
Over ingrediënten gesproken: kinderen kennen de toren van Babel van de taarten van Abel – misschien wel het mooiste TV programma dat ik ken. In het voorfilmpje zie je een bestelbusje dat de toren van Babel oprijdt; de taarten van Abel tegen de toren van Babel.. Want Abel begrijpt mensen, en praat met ze terwijl ze samen een taart maken. Ik vind dat het verplichte video’s zouden moeten zijn voor iedereen die het pastoraat in wil. Babel, dus.
Babel was rond 1700 v.C. Babel de grootste stad op aarde. Toen waren ze nog helemaal niet aan de bijbel begonnen..! Babylon ligt in het zuiden van Irak, 80 km zuidelijk van Bagdad aan de Eufraat; in het land Mesopotamië (dat rivierenland betekent). De opgegraven fundamenten zijn 90 x 90 meter. Dat houdt in, dat de toren ongeveer 90 meter hoog moet zijn geweest. Dat die toren er was, is dus bewezen.
Maar op de plaats van de fundamenten is nu een vierkant gat (Twin Towers)..
In de periode voor Pinksteren leest men traditioneel het verhaal van de toren van Babel –
want bij Pinksteren en bij het verhaal over Babel beide gaat het om communiceren.
De ingrediënten vandaag! Voorop: Jan Fabre zelf, die de zee dirigeert. Hij zet zichzelf te kijk. Of.. kijken we naar onszelf? Want wat is daar nou raar aan? Hebben ook wij niet de pretentie dat wij dirigent van ons eigen leven zijn? Jan Fabre is vandaag ook een belangrijk ingrediënt.
Een paar weken geleden week was ik in het Kroller – Muller, bij de expositie van Jan Fabre.
Het is de moeite. Het is ongelooflijk, dat een hedendaags artiest en kunstenaar, nog jonger nog dan ik, een heel museum krijgt aangeboden als speelruimte. Eerder heeft Fabre dat in Brussel en zelfs bij het Louvre in Parijs voor elkaar gekregen. Ik heb hier, twee jaar geleden, een lezing over Fabre gegeven.
Ik kende Fabre van het Belgische stadje Nieuwpoort, waar zijn grote schildpad staat, dwars op de Boulevard; ik kende hem van Beaufort, Kunst aan Zee. Die afbeelding staat voorop ons blad: De man die de zee dirigeert. Kan dat dan? Wie doet er zoiets? Maar – doen we dat niet allemaal, door te proberen onze partner te veranderen, te mopperen op de politiek, te bidden, te dichten?
Proberen we allemaal niet: de werkelijkheid naar onze hand te zetten, te herscheppen “naar ons beeld en onze gelijkenis”? Ook op Beaufort was er een performance: Daar staat hij bovenop een hoog flatgebouw, een soort Babelse toren – het verkeer te dirigeren.
Je kijkt er naar, en je ziet jezelf. Fabre heeft mededogen met ons, met zichzelf: Ach, die mensies (..).
We kunnen kennelijk niet anders. Maar siert ons en dat tekent ons. Zo zijn we nu eenmaal.
Zo kom ik op de gedichten van Emily Dickinson en op dat van Eva Gerlach.
Het hoort bij de mens zijn om ons een God voor te stellen, de waarheid, de schoonheid, rechtvaardigheid. We zijn geboren idealisten. Geloof, zin maken, zingeven zit ons in het bloed.
Daarvan zingen de psalmen. Psalm 10 bijvoorbeeld. Ik heb de Cd’s van Henk van Ulsen aangeschaft. Die wil ik u eerst laten horen, dat de tekst goed overkomt; daarna gaan we hem zingen.
De vertaling is van Ida Gerhardt en Marie ter Zeijde.
Voorlezen Babel.
Hemelmeters.
De verhalen van Pinksteren en Babel zijn vaak gebruikt om elkaar te illustreren:
De mensen in het Pinksterverhaal gaan elkaar verstaan, en in Babel worden de talen juist verdeeld.
Alsof een ongeluk rechtgezet wordt door de Heilige Geest.
Maar - zaten de Babyloniers met hun bouw dan zo fout? Het lijkt toch prachtig?
Wat zij toen wilden was toch ook eindelijk eenheid, zo van: alle Menschen werden Bruder?!
De toren van Babel is historisch; ze is gebouwd tijdens het hoogtepunt van de macht van Babylon, rond 1600 v.C. Volgens gevonden kleitabletten uit die periode heette hij Dor Anki: Tempel van An (hemel) en Ki (aarde).
De toren was gebouwd voor het vieren van het heilige huwelijk tijdens de nieuwjaarsfeesten; koning met priesteres. Ging het kosmische huwelijk niet door, dan verwachtte men de grootste rampen.
Hemel en aarde hoorden bij elkaar, waren op elkaar aangewezen.
De naam van de stad was Bab-li, en dat betekende in de taal toen: poort van God.
Zo gaven de Babyloniers van toen hun wereld zin; zo geloofden ze toen grip te krijgen op de verwarrende werkelijkheid, zo trachtten ze te be-grijpen. Het was een intelligente manier waar ze heel wat voor over hadden. Zo’n toren, die overtuigde.
Maar hoe gaat dat: al deze feiten waren duizend jaar later allang vergeten. Die grote toren was in de Babylonische ballingschap, 1000 jaar later, verworden tot een ruïne.
Het verhaal was vergeten, het geloof dat de toren groot gemaakt heeft evenzo.
De Joden van 600 v.C. hebben hem gezien tijdens hun ballingschap. En wat de Bijbelschrijvers met dit verhaal doen, schrijft oudtestamenticus Anton van Stiphout, is: “achterna jennen”.
Het is een protestverhaal tegen het gegeven dat buitenlanders zich moeten aanpassen aan de taal en gewoonten, van de onderdrukkers. Een uitspraak van Gandhi: “Een samenleving moet worden beoordeeld naar de manier waarop ze omgaat met haar minderheden”.
Zoals de joodse schrijvers dit verhaal interpreteerden, werd het een pleidooi voor minderheden.
Er zit nog een belangrijke boodschap in het verhaal.
Dat wordt duidelijk, door de plaats waar het geplaatst is: Genesis 11, direct na het verhaal over de ark van Noach. Nimrod, kleinzoon van Noach, vertrouwt niet op de regenboog. Vertrouwt er niet op, dat er geen vloed meer komt. Dit is de tweede boodschap. Mensen zijn niet goed van vertrouwen:
we bouwen toch maar liever voor de zekerheid een schuilkelder in de hemel.
Dat brengt ons bij de derde boodschap, want: wie mogen bovenin wonen?
De koningen natuurlijk; de rijken.
Zij die dit verhaal opschreven, 600 v.C., kenden het Exodus-verhaal.
Het zijn, schrijven ze, net als in Egypte:
altijd weer die de slaven die de onderliggende partij zijn; de buitenlandse werknemers.
Ook daarop is dit verhaal een kritiek: de wereld moet gelijkvloerser, evenwichtiger, democratischer.
En het is goed dat mensen verschillende talen spreken.
Later, in christelijker tijden, is het verhaal tegenover het Pinksterverhaal geplaatst. Van het woord Babel komt ons werkwoord babbelen; het is een onomatopee. En we kijken neer op de mensen van Babylon.
Maar het Babelverhaal wordt in de Joodse traditie dus niet uitsluitend gelezen als illustratie van menselijke hoogmoed. In de Joodse Bijbel heet het verhaal, nuchter en zakelijk: Het verhaal van de verspreiding.
Want de hele aarde moest volgens Genesis 1 bebouwd worden;
het is niet goed, dat mensen op een kluitje gaan zitten klonteren.
Verspreiden is een heilige plicht.
Ellen van Wolde, hoogleraar Nijmegen heeft het verhaal op deze manier geexegetiseerd. Verwarring is geen straf; ja, beter verwarring dan verstarring.
Verscheidenheid is een noodzaak, en we moeten er niet naar streven dat alles dezelfde visie heeft. Zo is het feit van de toren van Babel een tweede, en zelfs een derde leven gaan leiden. Mensen zagen het, en vertelden er hun verhaal bij.
Zo kom ik op de twee afbeeldingen van Jan Fabre.
De eerste, voorop uw blad. Daar is de mens die meent dat hij de zee, compleet met eb en vloed, kan dirigeren. Natuurlijk is ook dit een volkomen futiel streven. Nog veel vreemder dan het regelen van het verkeer. De zee gaat haar eigen gang; daar verandert geen mens iets aan. Het enige wat je doen kunt is je aanpassen bij de getijden. Maar je hebt graag het gevoel dat je je eigen leven in de hand hebt, dat je de woorden vindt voor jouw situatie.
Dit is een moderne versie van het verhaal van de torenbouw.
Een verplichte eenheid met harde hand is ongeloof, is zondig, zit fout, zal eens instorten.
Ook de illusie om te proberen de zee te dirigeren.. Maar doen we dat niet allemaal? Wat vinden we mooi aan een hoog gebouw? Is het dus niet menselijk? We proberen elkaar de hele tijd in elkaars gareel te krijgen, de ander om te vormen naar ons eigen beeld en gelijkenis, we zoeken naar manieren om te beheersen, te dirigeren, de werkelijkheid te beheersen.
Het gaat me vooral vandaag om het volgende beeld: dat van de man die de hemel meet.
Voor op ons blad, en ook voor op Licht en Leven staat het beeld zoals het bovenop het Kroller Muller staat. Het is weer Jan Fabre zelf, in een soort zilver gevat, met een liniaal bestudeert hij de hemel.
Er zit een ontwikkeling in de twee beelden: De mens bovenop het museum is menselijker, dan de man die de zee dirigeert: Hij probeert niet iets te besturen. Hij bestudeert iets.
Fabre heeft hem op een keukentrapje geplaatst – hij wilde kennelijk nog hoger dan het dak..
Het trappetje is ook een piedestal, een voetstuk; zoals de man van zilver is.
Want het is wel dapper, hoor, die pogingen om het onmetelijke te meten. De piedestal is een beeldrijm met de Giacometti (lopende man) in het museum. Ook Giacometti plaatst mensen op een voetstuk, met eerbied.
Wij kijken door dit beeld feitelijk naar onszelf.
Wij zijn stervelingen, en willen zo graag iets melden over de eeuwige.
Fabre heeft compassie met dit soort mensen, want wij doen hetzelfde als hij, de kunstenaar;
We willen iets van waarheid verbeelden.
Mensen zijn zin-zoekers. Mensen zijn religieus; het is onontkoombaar.
Proberen we daar onderuit te komen, dan ontmenselijken, dan vernederen we onszelf.
De toren van Babel was zo’n manier om hogerop te komen –
Al heet Jan Fabre er een keukentrappetje van gemaakt…
Dit is, waarom ik aan Emily Dickinson denken moest:
“the abdication of belief / makes the behaviour small;
better on ignis fatuus / than no illume at all..”.
“Ignis fatuus”: dwaallicht.
In Salland zijn ze bekend als “Witte Wiev’n”. Natuurlijk is er wel een wetenschappelijke verklaring voor te geven: “fosforescerend licht dat ’s nachts zichtbaar is boven vochtig gebied dat ontstaat door een spontane combustie van gassen uit organische stoffen”.
Altijd jammer, zulke materialistische wetenschap: liefde, geloof en hoop; geesten, schoonheid, het wordt allemaal naar beneden toe geschreven. En dat, terwijl het maar een manier van kijken is, en nog een beperkte ook. Ook jammer, dat er veel religieuze groepen zijn die hun waarheden als wetenschap slijten. Emily Dickinson verkondigde toen al, dat mensen niet kunnen leven zonder idealen. Sterker nog: zonder geloof raken we ontzield.
Een dichter is een God, hoorde ik Ramzi Nasr beweren; een dichter herschept de werkelijkheid.
Beter had hij kunnen zeggen: een hemelmeter. Dat zijn we allemaal.
Dat waren de Babyloniers al met hun Ziggurat; dat waren net zo goed de Joodse ballingen, die het
verhaal hun eigen draai gegeven hebben.
Dat ben ik, door u vandaag zin te willen geven met een nieuwe interpretatie. In Luthers woorden:
Hier sta ik, en ik kan niet anders.
Dat wij de hemel meten en weten willen, is bij onze prijs, ja –
Bij onze kostbaarheid in begrepen.
Wij kunnen niet anders dan proberen betekenis te geven.
Het maakt ons groter dan we zijn; we stijgen zo doende boven onszelf uit. En we hebben goede banen nodig waarin onze religiositeit een bedding vindt. Daarom: leve de psalmen. Want protesteer je niet meer, leg je je neer bij alle onrecht; dan doe je jezelf tekort. Dat gaat het onrecht zijn gang en worden we allemaal goddeloos en onmenselijk.
Ik troost mezelf met deze verhalen. Nietwaar, terwijl ik preek, ligt zoon Coen nog te slapen thuis tot een uur of twee – gisteravond tot laat gewerkt, en dan gaat hij twitteren en facebook; terwijl ik hier sta, leest mijn vrouw liever in de biografie van Annie MG; en terwijl ik hier voor sta, is zoon Jop geconcentreerd Jop aan het poolbiljarten.
Onderwijl sta ik hier, en ik sta er voor. Rn ik ben dankbaar, omdat we allemaal ons eigen ignes fatuus hebben. One eigen bezieling, onze eigen wijze om de hemel te meten.
De paasdienst had als thema: ontluiken.
Het is zowel ontnuchterend als ook bevrijdend toe te geven,
hoe relatief ons kennen, be-grijpen, zin-geven is.
Hoe weinig je weet en hoe weinig je in feitelijk in de hand hebt: een liniaal, jawel...
En dat we er niet buiten kunnen te zoeken.
We weten niets; of niet veel van het licht.
Het is ondoenlijk, het eindeloos licht te beschrijven – daarvoor zijn we teveel sterveling.
Het is of we de vierde dimensie proberen te beschrijven.
Het is, of we het licht proberen te beschrijven dat achter de blinden is, achter de luiken.
Toch blijven we dat volhouden: ontluiken.
En de diversiteit, al die verschillende meningen: die mogen we vieren.
Daar worden we: Menselijk van:
Door elkaars dromen en hemelmeterij serieus te nemen.