Paula Moderssohn - Becker; schilder in Worpswede; is slechts 31 jaar geworden. Van haar is het mooiste portret van Rainer Maria Rilke. Ze was een bijzonder mens.
In Lunteren was een poppenspel. Na het kerst evangelie uit Lucas:
Die hele poppenkast – gebeurt in ons kerkje – gebeurt in ons –
Geschiedt in mij, en in jou.
Het kerstverhaal? In ons.
Dit verhaal is een verhaal dat steeds weer wil gebeuren.
het kind wil steeds weer proberen bij ons binnen te komen:
als herinnering aan de toekomst.
Een herinnering aan de toekomst.
En wij, Jozef, herders, wolven, Maria’s, poezen en geiten, haantjes, herbergiers –
wijzen en minder wijzen –
Ze wonen in onze eigen poppenkast. Binnenin.
Ze zijn de keuzes die wij maken, iedere dag;
Veel mensen die in de kou staan moeten dat,
Omdat anderen er warmpjes bijzitten.
Maar waarom komen wij in de kerk?
Om ons te oefenen in de vrijgevigheid van de geit, het inzicht van de poes, om onze angst te overwinnen, en om gastvrijheid te oefenen.
Wij blijven vaak in de kou staan - juist omdat we de weg niet weten.
Omdat we het verleden als maatstaf nemen; omdat we geconditioneerd zijn. Aan de kou gewend.
Er staat in de krant deze week, een onderzoek van Motivaction, dat wij Nederlanders pessimistisch zijn over de toekomst:
we zijn egoistischer geworden, conservatiever, bang voor vernieuwing.
Hirschi Ali was gisteren op TV; zij vertelde dat Nederlanders bang zijn om hun nek uit te steken, hun hoofd boven het maaiveld; we willen het liefst zo normaal en vertrouwd mogelijk. We denken vanuit het verleden, we kunnen blijkbaar niet anders.
En even daarna zegen we de film Joyeux Noel, over de waanzin van de eerste wereldoorlog en ineens, op kerstavond – een lied, mensen die uit hun loopgraven tevoorschijn kwamen om te ontdekken dat de soldaten aan de andere kant ook mensen zijn, vriendelijk en bang. Er werd gelachen, gedronken, gebeden, gedeeld. Voor een korte tijd. Daarna moesten we eer verder in onze loopgraven, in de kou.
Maar het kon wel…
Een kind is een herinnering aan de toekomst –wat zie je? De nacht, of de lichtjes? Het verleden of de toekomst? Wat zie je, hier in de kou?
Hoe leit dat kindeke. De alleroorspronkelijkste versie van 'Hoe leit dit kindeke' moet minstens dateren uit de late middeleeuwen. Het motetteken uit de laatste strofe wijst daarop: een motet is een vorm van meerstemmige koorzang die in de dertiende eeuw overal in de westerse christenheid opgang maakte. De VARA-website Joop schrijft, dat het t mooiste kerstlied is; geschreven in een tijd dat het werkelijk koud was en kil, dat de verschillen tussen rijk en arm enorm waren.
Hoe leit dat kindeke.
Het verhaal vertelt dat het altijd al zo was; het verhaal vertelt ook, dat het anders kan.
Want ondanks Herodes, Augustus en Quirinius; ondanks volkstellingen, nacht en beztting, ondanks kou en geen-plaats-in-de-herberg –
Ondanks wat we gewend zijn, ondanks de repeterende breuk van het verleden, -
zet het door.
Het verhaal gaat over onszelf.
Het verhaal speelt zich binnenin jou af; in onze poppenkast.
Wat is je hoop?
Staat jouw hoop in de kou, vanwege alle gedoe, vanwege al je ervaring?
Ben je te oud, te jong, te druk, te wereldwijs?
Maar - wat is dan dat kind, dat bij jou geen plaats meer heeft?
Laten je het in het midden, in de kou?
Hoe ontvankelijk ben je nog?
Dit is dan de naam van de herberg, waar Jozef en Maria plaats vonden (pop):
Herberg de Hoop.
Samen komen – schaap en wolf; haan en poes; het samen komen van armen en rijken;
buitenlanders en binnenlanders, lachen en waterlanders, allochtonen en autochtonen;
andere godsdiensten, oud en jong, God en mens, verlaten en onverlaten, mannen en vrouwen:
dat alles en meer, ze komen allen tezamen in dit verhaal.
En dat in de kou. Je zou er warm van worden.
Hoe kan dit verhaal ons, ook nu, bereiken?
Je moet ervoor je loopraaf uit, zegt het verhaal uit WO1.
Hoofd, boven het maaiveld recht houden.
Samen ben je warmer, solo ben je armer.
Je moet er love en lef voor hebben.
We weten nog niet, wie we zijn, en wie we worden kunnen.
Herberg de hoop, weet dat die anderen evenzeer verlangen naar die sprank van hoop, die ster in de donkere nacht. Misschien ben jij het juist die dat licht, die ster, dat kind zichtbaar kan maken voor anderen.
Je moet er voor onderweg, zegt het verhaal: Wees niet bang, wees niet bevreesd.
En zegt het verhaal: het komt anders dan je denkt.
Niet zoals we vertrouwd waren; niet vanuit onze zekerheden,
maar juist in onze onzekerheid.
Als een beetje gist dat het hele deeg kan doen rijzen.
Als een kwetsbaar vlammetje dat alles kan aansteken.
Het komt, en het komt van de overkant. Juist van mensen van wie je het niet verwacht. Van Samaritanen, van vluchtelingen, asielzoekers, van kinderen, van oude mensen.
Blijf open, blijf kwetsbaar en doe daar nooit schamper over;
dan blijf je in de kou – en dat wil je toch niet?
Het kind blijft komen.
Het zoekt een plek. En het vindt er een, ondanks kou, ondanks angst, ondanks ons verleden,
ondanks onze mentaliteit.
Laten we het kind zoeken - en in doeken wikkelen.
Komt, verwondert u hier mensen:
Laten we onze hoop warm houden.
Dat het opgroeit, en steeds groter wordt
En het verleden geneest. Alleen warmte kan ons redden, hier in de kou:
Het verleden - geneest. Door ons de toekomst te herinneren.