giacometti in chicago

Je ziet een sculptuur van de Frans-Zwitserse schilder en beeldhouwer Alberto Giacometti. Vorig jaar stond het in de kunsthal in Rotterdam, deze foto is genomen in het kunstmuseum van Chicago. Het is winter, er ligt sneeuw;de museumruimte kijkt uit op de wolkenkrabbers van de megapool. Drie figuren lopen, wandelen beschermd door een vitrine – Giacometti wil zijn gestalten beschermen, vaak zet hij ze op een piëdestal, en vaak – we kennen dat uit het Kroller–Muller – hebben ze als het ware klompvoeten – wellicht om ze te aarden, en om de afhankelijkheid van de grond te laten zien. Lange gestalten zijn het; als schaduwen in het late zonlicht, als mensen aan het einde van hun leven.

 Je staat er voor, en kijkt er naar; eerst jij, dan de beelden, dan het kastje, dan het glas, en daarachter weer de snel groeiende stad van almaar hoger, sneller, verder, doorgaan. Maar deze beeldengroep werpt je terug op jezelf. Het relativeert snelheid en hoogmoed. Tegelijk vertelt het, dat het om jou gaat; dat je heilig bent. De lopende gestalten staan op een piëdestal, en in een vitrine. Kijken nar Giacometti maakt altijd dat je stil gaat staan bij waar het om gaat; je bekijkt jezelf van een afstand. Hier zijn het drie figuren die langs elkaar heen lopen. Het zijn lange gestalten – als schaduwen; de zon schijnt als het ware op zijn laatst, een strijklicht. Zo worden de schaduwen lang. Het late licht, voorbijgaande mensen. Ze zijn eenzaam, of – alleen; Ze lopen langzaam, voorover. Het is een commentaar op het landschap, op jouw wereld.

Zo kom je in de sfeer van het thema van vandaag; stilstaan bij het voorbijgaan; ervaren waar het om gaat; waar we om draaien, waar alles om draait. En daarom zijn we hier; daarom zijn deze vieringen, daarvoor is dit gebouw, daarvoor deze tijd, samen. Om tegelijk zowel onze nietigheid als onze heiligheid te ervaren.  Het werk van Giacometti herinnert aan de joodse wijsheid om in de ene zak van het doodskleed de spreuk te borduren: Jij bent slechts stof en as – en in de andere: Om jou is de wereld geschapen.

We zingen we het lied Altijd Onderweg, van Henk Harmsen.

 altijd onderweg

2. In de woestenij              3. Kringloop van bestaan   4. Samen onderweg,

    Wanen wij ons thuis         oorzaak en gevolg,            wij zijn niet alleen,

    Bitter water, dorst.            Alles gaat voorbij,               dwalen, hand in hand,

    Toch weer verder gaan     altijd onderweg                  laat elkaar niet los.

 

Die dubbelheid, waartussen in wij gaan en doorgaan en ons eigen leven leiden. Door een dergelijk beeld neem je daar afstand van, en kom je er middenin. Het beeld kan niet zonder mensen, slechts met ons als toeschouwer, als medemensen, wordt het compleet. Hetzelfde kan je overkomen bij het lezen van het gedicht van Willem Wilmink, Allerzielen:

                                      Allerzielen - Willem Wilmink

Soms loopt er door een drukke straat                 Eerst ben je nog een tijd verbaasd
ineens een oude kameraad                                 omdat die levende toch haast    
of reisgenoot.                                                     die dode was,
Je weet zodra je hem begroet:                            Heb je de zaak dan afgedaan,
het kan niet dat ik hem ontmoet,                         dan komt er weer zo'n dode aan,
want hij is dood.                                                met flinke pas                                                                          
                                 

     Thuis van het dodencarnaval 

    zie je de spiegel in de hal, 

     je schrik is groot:

     die man daar in het spiegelglas,

     met die bekende regenjas,

     was die niet dood?

 Wilmink heeft veel gedicht wat vrolijk is, en veel wat je op het verkeerde been zet om dan uiteindelijk op het goede terecht te komen. Net als Giacometti is hij een kunstenaar van het mededogen. Van “dimensies”, van “die mensies”. Ach, die mensen, ach, jij. Wie ben je nou eigenlijk helemaal. En desalniettemin ben je heilig; en heeft het leven, hebben je medemensen jou nodig. Laten we doorgaan, voortgaan, en er niet aan voorbijgaan. En traditioneel lezen we op deze dag het verhaal van de fluitspeler. (terwijl we kaarsen aansteken klinkt fluitspel)

Parabel van de fluit

Langs de waterkant stond een boom, een schitterende boom, met volle brede takken. Hij had een forse stem wanneer de wind blies en in de avond stond hij daar in gezegende stilte. De vogels genoten van zijn gastvrijheid, de mensen rustten in zijn schaduw. Zo leefde de boom, vele tientallen jaren; hij zag de lente, de zomer, de herfst en de winter. Maar op zekere dag kwam daar een jongen met een mes. De mooiste tak werd afgesneden en de jongen nam hem mee naar huis. De boom dacht: Een levende tak dood gemaakt, weggesneden, weggegooid en straks vergeten.

Drie dagen later kwam de jongen weer bij de boom. Die stond daar, angstig, in afwachting van wat er nu weer zou gebeuren. Welke tak is vandaag aan de beurt? De jongen ging zitten aan de voet van de boom en hij blies op de afgesneden tak, die hij zijn dwarsfluit noemde. De boom hield zijn ruisen in en luisterde. Hij verstond de klanken van de jongen die op de fluit blies: "Horen jullie mij? Ik ben niet dood, ik leef! Ik leef! Ik leef meer dan ooit tevoren!" 

Allerzielen is tweeduizend jaar geleden naar november verplaatst - op de datum van een groot Keltisch feest: Samhain. Die datum markeerde het einde van de oogst, en zo het einde van het leven, de grens tussen warmte en koude. Toen het Christendom in deze landen kwam, trof met het Samhain aan – een feest dat overigens in Ierland tot vorige eeuw gevierd  bleef worden. Het feest was zo krachtig, dat de christenen besloten hun Allerzielen te verplaatsten naar rond deze datum (het was in mei). De avond voor Allerheiligen - All Hallows, Allerheiligen, werd All Hallow’s evening en zo: Halloween. Een paar weken terug, 1 november, was het Allerheiligen. Op die dag herinnert de kerk alle heiligen die geen aparte feestdag door het jaar hebben, en daarop volgde 2 november, Allerzielen: Alle overledenen werden op een gemeenschappelijke dag herdacht. De protestanten doen dat op de laatste zondag voor Advent, om zich te onderscheiden van de Katholieke kerk; wij vrijzinnigen deden dat op de laatste zondag van het kalenderjaar, als ook de minder kerkelijke mensen zich wat melancholiek voelen en denken aan wat voorbijgegaan is. Ik denk, dat het goed is dat wij de dag weer vieren in de buurt van alle andere religies van deze streek en temperatuur, namelijk zo dicht mogelijk bij Allerzielen en Allerheiligen.  

Gedenken – het is iets anders dan herdenken.  Dodenherdenking op 4 mei: het is steeds meer een gedenken geworden; stilstaan bij de waanzin van oorlog, jezelf verplichten om actief te zijn in het verzet, in het voorkomen van conflicten, mee leven met soldaten die in onze naam de vrede willen handhaven; stilstaan bij de oorlog.

Je mediteert, overweegt, verandert. Dat is gedenken. Dezer dagen gedenken wij onze eigen eindigheid, in de mensen die ons zijn voorgegaan. We denken aan de enorme waarde die het leven heeft, het wonder er überhaupt te mogen zijn. We zien om in verwondering.

 Zaterdag twee weken geleden was mijn familie in het Omniversum in Den Haag, naar een film over de Hubble-telescoop. Twee uur lang waren we in de onmetelijke ruimte. We ervoeren hoe klein de aarde en hoe on-voor-stel-baar groot het universum is. Je ervaart je eigen nietigheid – en de grootsheid van de techniek. Hoe meer je weet, des te meer besef je dat je heel erg weinig weet, en begrijpt. De verwondering neemt alleen maar toe, naarmate je kennis groter lijkt te worden...! Dat hebben alle geleerden, van Pascal tot Newton, Einstein en Darwin uitgeroepen, ook – en juist - na alle ontdekkingen die ze, denkend en experimenterend, gedaan hebben. Toen we beduusd buiten stonden zei Coen: Goh.. gaaf, zeg! En hij twitterde met zijn vrienden dat ze deze film moesten zien, en twitterde de complimenten nar het Omniversum. Jop was even stil tot hij zei: Pappa – waar is de hemel, eigenlijk? En (een nog wezenlijker vraag):

Waarom zou ik nog leren voor mijn Duits proefwerk van maandag? Vorige week vond ik het gedicht van Tim Krabbe, en ik heb het hen beide voorgelezen als antwoord:

En jij? - Tim Krabbé
En jij?                                                  En jij?

Als ik groot ben                                     Als ik groot ben

Word ik piloot                                       Ga ik dood                               

En jij, en jij, en jij?
Als we groot zijn gaan we dood
Maar eerst worden we nog even piloot 

  

…eerst worden we nog even piloot. Denk er om! Laten we alsjeblieft genieten van het leven, het is de moeite waard.. Je bent nietig, ja, maar ook heilig. Als je je eigen lichaam nader bekijkt, zal het je evenzo gaan duizelen:

de cellen, de neuronen, het hart en de hersens, het wonder van het oog..

stof en as, ja; maar om jou is de wereld gemaakt.

En ja, daar hoort ook het proefwerk Duits bij (dat goed gegaan is,  trouwens). En waar is de hemel? Wel - Wetenschap en geloof beginnen bij de vragen. Bij dit soort van vragen. Begint bij verwondering, bij verbijstering. “De vreze des Heeren is het begin van de alle wijsheid”, lees ik in de Bijbel. We zijn hier, niet om antwoorden te krijgen, maar: om de vragen te delen. “Ik zoek u met gesloten ogen / en altijd anders dan ik dacht..”.

Om verdriet te delen, eenzaamheid te delen, stil te staan bij leven en sterven, bij de paradox, bij de ruimte tussen beide. Om ons, als een vader of moeder, over elkaar te buigen.

Om samen te gedenken.

Centraal in het christelijk geloof staat immers het gedenken. Gedenken, meer dan het herdenken, van Jezus’ manier van leven, dat bestond uit delen, uitdelen, mee delen.  In brood en wijn laat u zich raden.. Zo’n goed mens – die zijn brood en wijn verdeelde, die zijn leven gaf voor zijn vrienden. Een voorbeeld dat je je steeds weer te binnen moet brengen. Dat doen we, door iets te herhalen van wat hij deed. Als een ware, wandelende Jood was hij altijd onderweg. Zijn pad liep door de woestijn. Als we hem slechts herdenken, loopt zijn pad dood. Laten we gedenken en beseffen dat wij mee lopen, mee leven.

Samen onderweg – wij zijn niet alleen – dwalen, hand in hand – laat elkaar niet los, zongen we aan het begin. De drie gestalten in de glazen vitrine, bevroren in hun beweging, dat zijn wij.

We kijken naar elkaar, zien de lichten die we aanstaken – voor elkaar, door elkaar, hopen dat anderen ons later ook zo, of anders, gedenken en er over na denken wat ons bewogen heeft.

Als we de gedichten lezen, het verhaal van Jezus, als we Giacometti goed zien – dan gaat het in de kern om een begrip: Compassie. Meeleven. Mee lijden, en mee vieren. Dat is het wezen van ons leven: compassie, mee leven. Het besef dat alles en iedereen met elkaar samenhangt. Dat als een medemens pijn heeft of vreugde, we dat zelf ook aan den lijve ervaren. Dat moeten we gedenken. Je groeit er van; je wordt er menselijker door.

 Dit is dan een brug naar het Zuid-Afrikaanse lied “splinterruit”. Dadelijk gaan we het zingen, eerst gaan we er naar luisteren:

splinterruit (dichter: Koos du Plessis, gezongen door Jannie du Toit)

my oe is 'n splinterruit                                  mijn ogen weerkaatsen licht 

wat bly weerkaats, al kyk ek uit                    wie weet vanwaar, welk vergezicht              

en ewebeelde dwaal verby                           en alles gaat voorbij                 

maar dra onwetend iets van my                    maar spiegelt altijd iets van mij

maar ek kan sing as ander vlug                     want zie ik zing, als ieder vlucht                   

voor werwelwind en bliksemlig                      voor wervelwind en onweerslucht                 

want deur die krake in die nag                      soms door de kieren van de nacht                

sien ek 'n helder, nuwe dag                          zie ik een held’re, nieuwe dag   

 

die oe is 'n splinterruit                                  je ogen weerspieg’len licht

dus moet jy leer om skerp te kyk                  alsof ze ergens zijn verlicht

wie meen jy's blind doen onbewus                 en wie verkiest toch blind te zijn 

dit wat presies wys wat hy is                        maakt zo zijn eigen wereld klein

maar ek ik kan sien as sieners tas                 maar ik zal helen wat ik mis

na iets wat is en altyd was                            wat hoog en diep verborgen is

want hoor die reen en wind praat saam         slaan weer en tegenwind mijn raam

en in die kranse dreun 'n naam                     ik zoek een stem, en hoor mijn naam

 

my oe is 'n splinterruit                                        mijn ogen weerspieg’len licht

wat bly weerkaats, al kyk ek uit                        van een oneindig aangezicht
en skewe beelde hink verby                              een onbekende horizon
en word onwetend deel van my                         een einder die opnieuw begon
maar ek sal klim en hoër beur                           ‘K zie naar de berg, weet van de kim
selfs doringtakke gryp en skeur                         als ik door duister verder klim  
want op die berg se ruwe rug                            als je niet voor het donker zwicht
is more ver, maar reeds in sig                            krijg je de morgen nog in zicht. 

 

   Wanneer je eens vroeg wakker bent, kan het gebeuren dat je de vogels hoort zingen. Er is een grens in de nacht dat hun terrein is. Dan zijn ze de baas. Het is maar even, maar heel luid. De vogels zingen over het licht, nog voor het er is; dat lijt op: geloven.

Deze maanden neemt het duister toe. Dadelijk is het advent. Juist in de nacht verlang je naar licht. De zanger zingt, dat we ergens binnenin licht herkennen. Het is gebroken, een versplinterde ruit - het is een klein lichtje, maar dat kleine kaarsje is, net als de kaarsen van ons, aangestoken door een groter licht.

Dat geloof laat je zingen als anderen vluchten. Het is een schril en fel land, Zuid-Afrika. Zangers met woorden die de moed er in houden zijn hard nodig.

Een kennis van mij was de godganse dag aan het fluiten. Ik weet dat hij twee hyperaktieve zoons had en dat er in de familiesfeer nog veel meer problemen waren. Ik vroeg hem hoe hij zo kon fluiten en hij zei, ik zal het nooit vergeten: “Juist als ik niet meer fluit dan stort ik in; ik heb het fluiten nodig om mezelf te blijven”.

Om gezond te blijven, om jezelf te blijven, om te blijven verlangen – blijf daarom ook in moeilijke tijden vasthouden aan schijnbaar onzinnige dingen als het kammen van je haar, het poetsen van je tanden, het dekken van de tafel, het groeten van je medemensen. Houd je ogen naar het licht gericht. Richt je naar het licht en de schaduwen zullen achter u vallen...

 Het tweede couplet: “Die oe” (uitspreken: oë): de ogen. Het zien, het dóórzien, is wat profeten doen. Profeten voorspellen niet de toekomst; ze doorzien de tegenwoordige tijd en mensen, ze zien wat is, en altijd was. We moeten leren scherp te kijken, en te doorzien. Zogenaamde realisten zullen er altijd zijn, de pessimisten, die lichtdragers proberen te doven. Cynisme is van alle tijden.  De zanger troost ons: zij gedragen zich naar wat zij weten - en ze weigeren verder te kijken.  De zanger steekt ons een hart onder de riem: jij kunt het. Jij kunt verder kijken dan je neus of dan je nacht lang is. Als je goed luistert hoor je een naam: een roeping. Je kunt de mensen die je zijn voorgegaan horen zeggen: Leef.. geniet.. in godsnaam, leef..

 Het laatste couplet: Je ogen vangen licht op.. en nog meer, als je verder, hoger uitkijkt. Hij neemt je mee de berg op. Dat gaat moeizaam, maar ook daar: je doen het voor het uitzicht, later.. Er zijn de doringtakke. de dorens, het prikkeldraad waar je onderweg tegenaan loopt. De laatste vier regels vind ik erg mooi. Ze waren moeilijk te vertalen in het metrum. Als je aan de oppervlakte blijft, zie je het licht niet; wat je boven op de berg zijn ruwe kam wel ziet.  

Juist het duister maakt het licht zo zichtbaar. Juist de afwezigheid van het licht wekt het verlangen. Juist de gebrokenheid wekt het verlangen naar heil. En daar zullen we niet schamper over doen. Kijk naar het licht, naar de kaarsen van de anderen.. Allemaal hebben we een verhaal; allemaal hebben we een last te dragen, ervaringen. We gaan het lied nu samen zingen - in de Nederlandse vertaling.

 

 Gebed van God (antwoord op het Onze Vader)

Mijn mens, die je bent op de aarde:

een ieder van jullie is Mij heilig.

Jouw hemel moge ontstaan, jouw wil geschiede

tijdens je leven op aarde.

Zorg zelf voor je dagelijks brood,

en bescherm het brood van je naaste in alle rechtvaardigheid:

samen lukt het jullie wel.

Schenk elkaar vergiffenis;

schuif je verantwoordelijkheid niet af op een ander,

want jij hebt kracht genoeg om goed te zijn.

Mens, wees eindelijk blij met wat je hebt,

en wees voortreffelijk in alle eeuwigheid.

Zo moet het zijn.

                       (uit: Haar vaste begeleider, pag.176, Claudia Schreiber)

 

Hieronder niet: Splinterruit, van Koos du Plessis. Dat lied staat ook op Youtube - maar ik vind de uitvoering niet mooi genoeg. Dit is ook van Koos en is bijna evenzo hartverwarmend..

 

 

 

 

 

De Kelten vierden hun Nieuwjaar, dat Samhain werd genoemd, op 1 november. Dit feest markeerde het einde van het seizoen van de zon en het begin van het donkere en koude seizoen. Met een feest, dat soms meerdere dagen kon duren, vierden ze het einde van het seizoen van de zomer, het wegkwijnen van de kracht van de zon, maar het was ook het feest van alle doden. De aanvang van een nieuw jaar werd gevierd als een omwenteling in hun leven, een vernieuwing van het leven. Samhain was hun belangrijkste feest. In de eerste eeuw na Christus veroverden en bezetten de Romeinen het land van de Kelten. Onder invloed van de Romeinen nam het feest van Samhain toen deels een nieuwe wending. De Romeinen introduceerden er het feest ‘Pomona’, een oogfeest, gewijd aan de godin Pomona, die ook in de periode rond 1 november viel. Pomona was in het oude Rome de godin van het fruit en de tuinen. Zij stond als koningin van de oogst symbool voor mildheid en vruchtbaarheid. Ze wordt meestal afgebeeld zittend op een grote korf van fruit en bloemen en met een hoorn van overvloed aan haar voeten. De tradities en rituelen van de twee verschillende culturen mengden zich en versmolten, waardoor er een gezamenlijk herfstfeest ontstond. Het eigenlijk concept van Samhain bleef wel ongeveer behouden, maar onder invloed van de Romeinen werd er veel zoet fruit gegeten. En zo werd ook de pompoen in onze contreien geïntroduceerd. Tenslotte volgde nog een derde en laatste injectie, die van het Christendom. In de christelijke feesten van Allerheiligen en Allerzielen is het Keltische Samhain gekerstend. Allerheiligen werd vroeger op verschillende data gevierd, afhankelijk van de streek. Een veel voorkomende datum was 13 mei, maar onder invloed van vooral de Ierse Kerk, die de heidense praktijken van Samhain wilden doen vergeten, werd Allerheiligen verplaatst naar 1 november. Het was de paus Gregorius IV (827-844) die in 835 daarvoor tekende en het was Lodewijk de Vrome (814-840) die er wat later een verplichte rustdag van maakte. Zodoende verspreidde Allerheiligen zich over de toenmalige wereld en dit is meteen de verklaring waarom Samhain en Allerheiligen qua datum dicht bij elkaar liggen. Graven werden versierd, er werden lampjes gebrand en ondanks protest van kerkelijke zijde zetten sommigen er ook eten en drinken neer. Ook ontstonden ‘zielenbroodjes’ zoals krakelingen, zoolgebakjes en gevlochten broodjes. Deze lekkernijen vinden we ook terug tijdens Halloween. En opvallend is de gelijkenis met de offers die werden gebracht door onze Germaanse en Keltische voorouders om hun doden te vereren. Ook zij brachten offers voor hun ronddolende doden. Er werd gevierd met vuurstapels, en parades van mensen verkleed als heilige, engel of duivel. Naarmate de tijd verstreek, vermengden de gebruiken van de verschillende feesten zich en de avond voor Allerheiligen die de Engelsen aanvankelijk ‘Eve of All Saints’ of ook wel ‘All Hallow’s Eve(ning)’ noemden (hallow = heilig), verbasterde tot ‘Hallowe’en’ en tot slot tot Halloween.

kriklogo

 

Ds. Ivo de Jong
Pastoriedijk 198 
3195 HK Pernis

telefoon: 010-8415105
mobiel: 06-53 455 966
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.