Met een hoofdletter V begint het lied - de V van vogel. Van duif. De Geest wordt als een duif verbeeld. Als de vogel Gods, zwevende over de wateren; zoekend naar een plek om te nestelen. Als een vogel, een duif, die altijd zijn plek naar huis weet te vinden; de duif, die later immers uit de ark gelaten wordt door Noach; de duif Jona, want Jona betekent duif in het Hebreeuws.
Het is dezelfde duif die later op Jezus hoofd eindelijk een plaats vindt om te rusten, als Jezus gedoopt wordt. En de duif - vandaag vieren we het feest van de duif, van vreemde vogels, van de verjaardag van de kerk. Want Pinksteren is de verjaardag van de kerk. Dit hebben we er van gemaakt; een plek om te nestelen, te verbinden, creatief te zijn en onszelf te recreëren. Het kan beter, zeker - maar hier is ons tweede thuis. En we zingen Veni Creator Spiritus, met Ambrosius van 1800 jaar geleden mee. V - de vleugels van de duif, zoekend naar een plek om te landen...!
Gij zijt door gaven zevenvoud - de vinger van Gods rechterhand.. Zeven. Pinksteren is het feest van de zeven; zeven maal zeven dagen na Pasen is het Pinksteren;
veertig dagen en dan is het hemelvaart, vijftig - dan Pinksteren. En inderdaad - Pink dat komt van pente, vijf, pentecoast in het engels dat is het woord vijftig in het Grieks. Pente Kosta. Zeven maal zeven.
Zeven is het getal van de sabbat, van de zondag, van de rustdag. Zeven is het getal van God; zes het getal van de duivel, zes zes zes in Openbaring. Zes is het getal van de onafheid. Pas erg wordt het als je meent dat dat alles is. "De ware ballingschap", schrijft Dorothee Solle, "beleef je pas wanneer je vergeet dat je een balling bent".
Dit is de zevende keer dat ik hier voor u sta met Pinksteren. Zeven verschillende diensten! Deze week dacht ik: wat nu? Ik voelde me in de woestijn. En ik wist, ik wacht op inspiratie. Het werd een heel actief wachten. Want er komt alleen iets over je, als je jezelf ontvankelijk maakt. De Geest is de kracht die je doet hunkeren, verlangen, maakt dat je vurig wordt, warm voor verder, voor groei. En dan, dan pas komt het je aanwaaien.
Ergens in de Oekraïne bestond een wel heel erg afgelegen dorp. Nog afgezien van het feit dat het omringd is door steile bergen, is het nog een joodse nederzetting ook. Misschien dat het daarom wel zo afgelegen is, trouwens.
Maar hoe dan ook: De mensen die er wonen zijn erg op zichzelf. Iedereen in het dorp kent zijn plaats. Er is altijd net genoeg voor iedereen. Het dorp liep alleen nogal achter.
Want: De klokkenmaker was al veertig jaar geleden overleden. Klokken hadden ze nog wel, en ook horloges. Niet van die digitale, natuurlijk. Meer van het soort zakhorloges van opa, of pendules. Die waren er wel. Maar omdat er geen klokkenmaker meer was, ontstond er een probleem. Het grote probleem was, dat niemand eigenlijk meer wist hoe laat of het was. Heel wat klokken liepen voor. Andere daarentegen waren achter gaan lopen. Voor op wat, achter waarop? Niemand wist het precies, want een standaard bestond er niet. Al heel wat klokken ook hadden de geest gegeven. Gaandeweg waren meer en meer mensen weer gewoon gaan blindvaren op zon en maan en op daglicht. En zo goed en zo kwaad als dat maar mogelijk was, redde het dorp zich nu al veertig jaren op deze manier. Toen kwam er ineens, en totaal onverwacht, toch een keer een klokkenmaker langs. Met een tas vol materiaal en de juiste tijd bovendien. Het hele dorp liep uit met klokken, staand en liggend, groot en klein, dames- en herenhorloges. Maar er was, en dat bleek al gauw, een probleem. Het was niet dat de klokkenmaker geen verstand van zaken had, o nee. het was een heel goede. Maar hij kreeg de klokken niet meer aan de praat. Nou ja - op een paar na dan. Hij kon alleen die klokken opwinden, die regelmatig waren opgewonden geweest.
Ik leest twee teksten over de Geest. De tweede komt uit het verhaal van Nico - niet: Nico de duif, maar Nico de Mus; De rabbijn die midden in de nacht bij Jezus op bezoek ging. Dan zingen we het lied waarvan het eerste couplet dat we zingen (eigenlijk het 5e) geschreven is met Nicodemus op het oog: Meester men zoekt u wijd en zijd: ook dat zijn woorden van (de vader van Wim Burger, hier aanwezig, en) Nicodemus. Tegen hem zegt Jezus, dat de Geest vrij is - niemand weet vanwaar ze komt, waarheen ze gaat. Vrij, onvoorstelbaar, onvoorspelbaar: vrij. Niet vast te leggen op naam, titel, afkomst; pas in de toekomst, als ze landen kan op zo iemand als Jezus, op een volkomen mens. Veni Creator Spiritus; de Geest als duif.
Mijn buurman Ben houdt kippen en duiven. Ik telde zeven duiven. Zes bij elkaar, een een beetje achteraf. Hij was aangereden op de Enklaan. Maar zijn staart groeit nu weer aan, weet Ben. Ik heb een foto van hem gemaakt en hij staat links. Toen heb ik in het duivenhok wat veren gezocht, deze; ik zal ze laten rondgaan; strijk er even mee langs je wangen, het zijn de veren van de duif. Ben zei, dat hij versteld staat van de veerkracht die een duif heeft (..). Het is alsof een duif een beeld heeft van wie hij worden moet.
En dat hebben wij ook van onszelf. Laten we afspreken, dat mens een werkwoord is. Dat menselijkheid een opdracht is. Dat wij zesjes zijn, op weg naar de zeven; dat we veerkracht hebben. Zo kom ik op de zee - van zeven.
Een foto van Ame(n)land. Een pad naar de zee; en het helmgras. Dat veert ook altijd terug, het staat daar maar in weer en wind op droge, schrale zandgrond en toch is het sterk en krachtig. Het veert altijd weer terug, ook al blaast de zeewind nog zo hard. Zo wil ik ook zijn - veerkrachtig, en groeiend tegen de verdrukking in. Op weg naar de zee - naar de zeven.
Het laatste boek dat ik gelezen heb: De gekwelde Man, van Mankell, de tiende en laatste in de Wallander reeks. En ik vond ze prachtig. En deze laatste was ook weer fraai. Het meest dramatisch en trage deel van alle. Wat ik bij Wallander zo mooi vind, is dat hij een gewone man is. Met zijn nukken, karakterzwaktes, moeilijke relaties en fouten. Hij is niet eindeloos maakbaar en plooibaar; hij is onaf, hij komt ook nooit af, hij leeft midden in van alles (veel te veel) dat nog afgemaakt moet worden. De vorige dienst die ik hier hield, was middenin dat boek gemaakt en het paste prachtig. Want het ging over de onafheid, over het missen, over onze onzelfstandigheid, onvolledigheid.
Het ging over de periode tussen Pasen en Pinksteren in - de meester is weg, we zijn wezen, we moeten het op eigen kracht doen. En daar vertwijfelen we vaak aan; want we hunkeren nog naar vervolmaking. Paulus noemt dat: barensweeën.
Maar hoe weten we van onze onvolledigheid, als we niet een beeld hebben van hoe het worden kan? Maar, eerlijk en oprecht: We hebben een beeld! Omdat we ergens in ons leven een voorbeeld hebben gekregen; een archetype, Jezus bijvoorbeeld; de eerste mens waar de duif een plaats om te landen heeft gevonden.
Hoe weten we van onze onvolledigheid? Omdat er ergens in ons lijf een zoekontwerp aanwezig is, een verlangen, een hunkering naar vrede, naar vrijheid, naar recht. Als we dat doven - en cynisch worden - dan knappen we af. Dan dooft het licht.
We blijven dus maar zingen: Veni, Creator Spiritus. Wie we zijn: we weten het nog niet. Maar we hebben, schrijft Paulus, de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en met hem te kunnen roepen: Abba, Vader.
Het meisje voor op - ze beschermt haar ziel, haar Geest, haar vrede. Ze staat aan het begin. Het meisje is het kind, dat in ons zelf woont. De mens die menst, groeit, verlangt, een beetje bang, maar ook warm, en het beste wat we in ons hebben.
De Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. Telkens als het over De Geest gaat, wordt gezegd dat ze communiceert, op een woordloos niveau.
Op een verstaanbaar niveau, niettemin. Dat is het Pinksterverhaal uit Handelingen 2; dat we elkaar ineens kunnen verstaan als we luisteren naar de geest van de wet, in plaats van naar de letter. In Melbourne, laatste december, heb ik dat aan den lijve ervaren:
dat al die mensen, dat al wij mensen iets gemeenschappelijk hebben. We kunnen elkaar verstaan, als we dieper duren; als we elkaar zien bidden, horen zingen, zien handelen. We herkennen elkaars compassie, elkaars lijden en medelijden.
En al onze onzekerheden en twijfels, waarover Paulus spreekt, het is vrij vertaald door Francois Mitterand:
De geschiedenis herhaalt zich niet, ze stottert alleen maar. Ik heb het al vaker gezegd: Het is als het oog van de radio's van vroeger.
Je krijgt geen antwoord zonder vraag; geen boodschap zonder mandje, geen geestelijk voedsel zonder geestelijke honger. God en mens, geest en mens werken complementair, horen bij elkaar; passen bij elkaar.
Pinksteren zou wel eens het belangrijkste feest van de kerk kunnen zijn. Vandaag vieren we immers dat we kunnen ontmoeten; dat we groeien kunnen; het feest van de communicatie, van het ontvankelijk zijn - van enthousiasme:
van de Geest krijgen en over de muren heen stappen.
Tenslotte over de muur. In 1980 werkte ik een half jaar in de DDR, het was nogal streng en communistisch, of zoals Wolf Biermann zei: Das geht ja schon sein sozialistischen Weg, en bijster opwekkend was dat niet. Toch werd niet iedereen cynisch en machteloos; toch kwam je overal optimisten tegen. En dan bedoel ik: Optimisme als houding, niet omdat je werkelijk gelooft dat het lukken zal.
Die mensen vond je heel veel binnen de kerk, en het is dan ook juist vanuit de kerk dat de revolutie begonnen is. Er was een lied dat op ieders lippen lag, of in ieder hart woonde, als een wachtwoord, een hart onder de riem. Het komt van Wolf Biermann (luisteren):
KLEINE ERMUTIGUNG - Wolf Biermann (1976, DDR)
Du, lass dich nicht verharten (Laat je toch niet verharden
in dieser harten Zeit. In deze harde tijd
Die allzu hart sind, brechen, die al te hard zijn, breken
die allzu spitz sind, stechen die al te scherp zijn, steken
und brechen ab sogleich. en knappen af - uit nijd.)
Du, lass dich nicht verbittern Du, lass dich nicht erschrecken
in dieser bittren Zeit. in dieser Schreckenszeit.
Die Herrschenden erzittern Das wolln sie doch bezwecken
- sitzt du erst hinter Gittern - dass wir die Waffen strecken
doch nicht vor deinem Leid. schon vor dem grossen Streit.
Du, lass dich nicht verbrauchen, Wir wolln es nicht verschweigen
gebrauche deine Zeit. in dieser Schweigezeit.
Du kannst nicht untertauchen, Das Grün bricht aus den Zweigen,
du brauchst uns und wir brauchen wir wolln das allen zeigen,
grad deine Heiterkeit. dann wissen sie Bescheid..!