Lied vom Kindsein van Peter Handke; vertaling: Ivo de Jong, uit de film “Der Himmel űber Berlin”,van Wim Wenders (1987, met Peter Falk en Bruno Ganz)
Toen het kind kind was,
huppelde het armen naast je lijf
Het beekje is een rivier,
De rivier was de waterval
En deze plas de zee.
Toen het kind kind was,
Wist het niet dat het kind was
Alles leefde,
alle zielen waren één.
Toen het kind kind was,
had het nergens een mening over,
het was nog nergens aan gewend,
zat vaak in de kleermakerszit,
Ging rennen uit stand, haar in de war,
trok het geen gezicht voor de foto.
Toen het kind kind was,
werd het tijd voor de volgende vragen:
Waarom ben ik ik en waarom niet jij?
Waarom ben ik hier en niet daar?
Wanneer begon tijd,
waar eindigt het heelal?
Wat is het verschil tussen wakker
en een droom?
Kun je de aarde ruiken of horen van voor alles begon?
Bestaat het kwaad, zijn er werkelijk slechte mensen?
Hoe is het toch mogelijk dat ik, die IK ben, voordat ik mezelf werd, er niet was?
En dat op een keer de IK, die ik werd
niet meer is, wie ik nu eenmaal ben?
Toen het kind kind was,
Kokhalsde het bij spinazie, witlof, rijstebrij, bloempap.
Dat allemaal eet het tegenwoordig en niet eens omdat het moet.
Toen het kind kind was,
Werd het eens in een vreemd bed wakker. Nu altijd.
Vond het veel mensen mooi,
nu slechts bij gelukkig toeval,
Stelde zich het paradijs voor,
nu alleen maar heel af en toe.
Kon het gewoon nergens aan denken,
daar is het tegenwoordig bang voor.
Toen het kind kind was,
speelde het vol overgave
nu, zo helemaal bij de les als toen,
alleen nog maar als het je werk is.
Toen het kind kind was,
had het als voedsel genoeg
aan appel en brood,
En zo is het nog steeds.
Toen het kind kind was,
vielen bessen in je hand
zoals alleen bessen dat kunnen,
en zo is het voor eeuwig,
kreeg het van verse walnoten
een ruwe tong,
en zo is het voor eeuwig,
kreeg het op iedere heuvel
verlangen naar een nog hogere berg,
en in elke stad heimwee
naar een grotere stad,
en zo ging het voor altijd,
greep het naar een kers in de boom
dan kreeg het hoogtevrees,
en ook nu nog,
verlegen voor elke vreemde
werd het nog steeds,
wachtte op de eerste sneeuw,
en wacht nog altijd zo.
Toen het kind kind was,
wierp het eens een lange stok
als een speer tegen de boom
waar die is blijven trillen.
Wijs met het kind in je; thema van de dienst 3 februari in Velp