Ik schrijf deze woorden in wegrestaurant Stroe en buiten zie ik een lange file aan mij voorbij gaan. “Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch? Hij die in de hemel is gezeten, lacht (psalm 2)”. Zo meteen ga ik een foto van de Balkenende poster bij de ingang maken. Vandaag lacht hij daar nog: Nederland kan op ons rekenen. Ik ga hem aan de tand voelen. Met hem op de foto, misschien knapt hij daar wat van op.
Anders ik wel. Ik schrijf dit op 10 juni: donderdag na het kiezen.
Kiezen! Ik weet niet hoe of het met uw tanden staat, maar ik doe altijd liever een gebed, dan een gebit. Zondag na de dienst viel me weer een tand uit. Deze week heb ik het dus flink voor de kiezen gekregen. Net als heel Nederland, trouwens: een lange maand van bijtende, en herkouwende politici. Vloekten elkaar, en zegenden maar weinig. Nu is aan al dat balken een eind gekomen.
Mijn zoon vraagt, waarom ik alweer naar de tandarts moet, en of onze gebitten al slechter worden. Ik antwoord nee, maar wij krijgen steeds meer na de AOW: ons kiesstelsel kan dat niet bijbenen. Toch hoop ik, dat hij zijn tanden regelmatiger poetst dan ik dat deed. En dat hij de genen van zijn moeder heeft – wat dat betreft, tenminste (..). Mijn eigen moeder meende nog dat een appel ook goed was, voordat ik slapen ging. Nu weten we beter.
Ik vraag me trouwens af wat u gestemd hebt; er is grote politieke diversiteit binnen de NPB. Weinig PVV, veel VVD, Groen Links en Partij van de Dieren. Gelukkig hebben we het daar niet al te vaak over. Mijn tandarts trouwens stemt Pechtold, en dacht dat ik wel CDA zou zijn: “Doe jij nou maar mijn tanden, en laat kiezen nou maar aan mij over”, zei ik (toen ik nog praten kon).
Welke kant gaat het op?
Ik zie de ene helft van de auto’s naar links, de andere naar rechts rijden. Het heen-en-weer krijg je er van. Wat een energieverspilling! Konden automobilisten maar wisselen zoals de kinderen dat doen. Maar nog eens: welke richting gaan we op met ons landje? Of, nu alles en iedereen met elkaar verbonden is: waar koersen we met de mensheid op af? Welke kant gaat het in wezen op?
Dit is, besef ik, de afgelopen Pinkstermaand het thema van mijn diensten: groeien, evolueren, er nog niet zijn, de gebrokenheid, onze on-afheid, het roepen naar en in die Geest. En waar je toch de veerkracht vandaan haalt. “Hoop” is geen hoop als je het doel al kunt zien zitten. Hoop is een houding in de mist; een hunkerende houding. Hoop is mystiek. Je zoekt, omdat het bij je hoort, omdat het bij geloven hoort. Je hoopt omdat je een roeping hebt gekregen - van een ongelukkige bij voorbeeld, iemand die er, net als jij, nog lang niet is; je hoopt, omdat je een tic van de timmerman gekregen hebt. God is niet alleen pleister: God is misschien vooral de wond.
En ik geloof, ik hoop, dat we de goede kant op gaan. Dik dertig jaar terug heb nog tegen Franco en Salazar geprotesteerd en tegen het kolonelsregime in Griekenland; dik twintig jaar terug tegen de apartheid in Zuid-Afrika; ik heb nog een half jaar in de DDR achter de muur gewerkt. Ook heb ik door de jaren heen de tandartsenpraktijk beter zien worden. Vanuit die distantie, vanuit die hemel gezien - mogen ook wij wel een beetje vaker lachen, nietwaar? Is dit dan evolutie, de hoop in actie?
We mogen het hopen. Laten we een kaarsje branden voor de katholieken, de moslims, en een gebedje doen voor de tandartsen en politici. Het is kiezen, en delen.
Stroe, onderweg naar Lunteren – Ivo de Jong