“Een leven in strijd om de vrede 1583 – 1645” (inclusief 125 pagina’s noten: 827 pp!)
Dit tik ik in café Huug in Delft, met uitzicht op zijn standbeeld en de Nieuwe kerk (waar zijn graf is). In het winkeltje naast zijn geboortehuis heb ik het Hugo de Groot Ganzenbord gekocht.
De uitbater van Huug schenkt me een Grootpils plus de dikke Henk Nellen biografie; eergisteren had ik het hier laten liggen. Vanmorgen deed ik dienst in Woubrugge (avondmaal en overledenen), dan rijd je immers langs Delft.
Hij uit 1583, ik uit 1956. Naast mijn bureau thuis hangen drie bankbiljetten uit mijn geboortejaar. De donkerbruine Erasmus van 100 lees ik nu, de rooie Constantijn Huygens van 25 heb ik op Hofwijck bezocht en een aantal podcasts over hem beluisterd (“de grootste wetenschapper ooit”, zegt Icke). De Groot staat op 10; dat blauwe briefje kende ik het beste (op mijn verjaardag kreeg ik het cadeau van mijn beide opa’s). Deze drie biljetten werden aanleiding om op onderzoek te gaan.
Hugo de Groot! Tegenwoordig kennen we hem (behalve van zijn kist) vooral nog als rechtsgeleerde. Hij stond immers aan de basis van het oorlogsrecht; van de Rechten van de Mens (“alle mensen zijn voor God gelijkwaardig”); en van het recht van de vrije zee.
Maar Hugo schreef van jongs af aan, en bijna alles in het Latijn, verhandelingen over geschiedenis, over de Griekse en Latijnse literatuur, lange gedichten en toneelstukken. De man heeft meer boeken geschreven dan in zijn boekenkist zouden passen.
Hugo was al internationaal beroemd toen hij in 1620 werd verbannen naar Slot Loevesteijn. Zijn vriend Van Oldenbarneveld was even eerder onthoofd; de Arminianen verboden of verbannen. Het bleek een traumatische en onvergeeflijke ervaring en een merkwaardige speling van het lot, dat hij tegenwoordig op slechts 10 meter van zijn grote vijand begraven ligt. In de kerk zue je een diapresentatie van hun tweestrijd. Maurits en zijn calvinisten hadden van De Nederlanden een soortement Isis-staat gemaakt. Stonden Arminianen voor tolerantie en vonden zij dat de kerk nooit boven het recht of de staat mocht staan; contraremonstranten gebruikten de staatsmacht juist om hun waarheden door te drukken.
De strijd - op leven en dood - ging vooral over macht en predestinatie – of de souvereine God alles van tevoren weet (en bepaald en beperkt heeft) versus het geloof in menselijke vrijheid en onvoorspelbaarheid. Dit is natuurlijk de eeuwige strijd tussen materialisten (“als je alles weet kun je alles voorspellen”) en idealisten. Je vindt hetzelfde conflict in de natuurkunde, de geschiedenis- en juridische wetenschap, en natuurlijk in de psychologie terug.
In de dagen van Hugo, Rembrandt, Spinoza en Vondel hakten de dominees, geholpen door politiek en politie, fake news en volksmennerij bikkelhard in op de vrijheden.
De Groot heeft zo de rest van zijn leven in ballingschap in Parijs moeten doorbrengen (als ambassadeur van Zweden).
Wat we nu vrijwel vergeten zijn, is dat Hugo de Groot zich bovenal druk gemaakt heeft over de kerken en de theologie. Hij beschouwde zichzelf als erflater van Erasmus. Net als hem was Hugo taalkundige en wist hij alles wat er te weten viel over de vroege kerk en over de vrijheid van opvattingen die er toen nog bestond. Zo schreef hij een boek over de antichrist waarin hij wetenschappelijk bewees dat daar nooit (helaas voor de calvinisten) een paus mee bedoeld kon zijn, maar slechts de keizer van toen.
Hoe wijzer De Groot werd, hoe meer hij zich (een beetje te) hard maakte voor de wezenlijke eenheid van de gescheiden geloven. Het bleek, helaas, en hij had het kunnen weten: vloeken in de kerk.
Tenslotte hoorde hij nergens meer bij (behalve, grapje, bij ons vrijzinnigen van tegenwoordig).
Te groot voor de lage landen, te zelfverzekerd om sympathiek over te komen. Maar wat een tijd.
Snel terug naar de onze…