Voorwoorden 
Alles stroomt…
Nooit stap je tweemaal in dezelfde rivier. Dat wisten de oude Grieken al. Panta rhei, ouden menei.
Mensen zijn zich als ze stilstaan (en ook dat doe je ook nooit op dezelfde manier), bewust van de eigen vergankelijkheid en sterfelijkheid.
Is er ook maar iets dat hetzelfde blijft?
Vandaag gedenken wij onze eigen eindigheid in de mensen die ons zijn voorgegaan.

Drie dierbare mensen gedenken wij vandaag.
(…) die ongelooflijk veel voor onze kerk, de verhuur en de muziek in onze kerk betekende.
Hij was een kerkvader. Vandaar ook veel eigen muziek vandaag.
(…) is 98 geworden. Groette bij het verlaten van deze kerk de plaquette van haar voorvader, de heer Cool, die het bouwen van deze kerk voor een belangrijk deel gefinancierd heeft.
En ons tot dan toe oudste lid. Ze is 100 geworden. Werd als meisje van 4 door haar oma meegetrokken naar de kerstdienst. Het had gesneeuwd, ze viel, ze huilde van de kou en wilde terug. Oma echter heeft haar over de drempel geholpen. De kerk was warm en vol mensen en lichtjes. Het meisje raakte er door betoverd. Dat mag dan 96 jaar geleden zijn: zij behield altijd de warmste gevoelens voor onze gemeenschap.
Zij was trouwens dol op bomen. Ze leefde met hen mee vanuit haar flat.
Wij, Hjalmar, Richard en ik zingen het lied:“De stamboom” (klik op de afbeelding, dan zie je de opname van 2020

Kaarsen
Richard zingt “Sterrennacht”. Hoe onkerder het is, des te groter de kans dat je lichtjes ziet. Het komt in ons slotlied terug, als sterrenzee. Kijk naar de brandende kaarsen…
Sterrennacht - Richard (klik)

Psalm 90: De dagen tellen
Het is herfst. Je ervaart, dat het kouder en killer wordt, en donkerder.
Donderdag was ik voor de kerk om voor dit blad bladeren te verzamelen. Maar ze waren nogal krom en groot. Zo kwam ik tenslotte bij de boom naast de zijdeur; die gaf kleine blaadjes; die zouden mooi op de liturgie passen. Wan ik had al besloten dat ik psalm 90 wilde lezen: “De mens, zijn dagen zijn als gras…”. Jullie hebben nu allemaal minstens twee van die blaadjes van de boom op je blad.
De liturgie is zo een echt herfstblad geworden.

Pas daarna zocht ik op in mijn app hoe die boom wel heet.
Een es, dacht ik. Maar wat weet ik ervan?
Het blijkt - de Amerikaanse Gleditsa te zijn. Heel algemeen in Nederland.
De Nederlandse naam trof me! Valse Christusdoorn.
Je hebt ze met, en zonder stekels; de onze zit zonder.

Dat die boom met die naam daar staat, zit daar een boodschap in?
Ik vroeg het aan Maarten en die vertelde dat de boom hoogstwaarschijnlijk op die plaats gepoot is door een tuinman van de gerger, de gereformeerde gemeente; en nee, we noemen geen namen.
Maar zou hij er mee bedoeld hebben dat de vrijzinnigen een valse Christus hebben?

 

Maar de herfstblaadjes. Het groen heeft zich teruggetrokken.
In de psalm die we dadelijk lezen wordt onze vergankelijkheid vergeleken met die van het gras, van de bomen, van de bloemen. Beeldspraak van vergankelijkheid, zoals de herfst dat is.
Het rijmt met je gevoel. Ik vroeg de leden van mijn exegesegroep welke teksten zijn gebruiken (zij gedenken de overledenen de zondag voor de advent). De (voorgeschreven) teksten waren mij echter te triomantalistisch, te veel “Christus koning”; ze gingen mij boven mijn taks. Psalm 90 dus voor nu.

En ik wilde ons herfstblad inderdaad vormgeven als boodschap, als een brief, compleet met een postzegel. De psalm bleek ook een boodschap voor mij, en een brief aan mijn adres. Van het beeld van Jan Fabre had ik al veertig postzegels bij de KPN laten drukken, ik heb er een foto van gemaakt, en die uitvergroot. Ik vind het een heel sterk beeld.
De Hemelmeter van Jan Fabre staat momenteel bij museum Voorlinde in Wassenaar. In België zul je ze niet meer vinden: Jan Fabre is in opspraak gemaakt tijdens de MeToo campagnes.
Ook roem is vergankelijk!
Maar hier staat deze fiere hemelmeter, met het het gezicht van Fabre zelf, hier staat hij nog op zijn vergulde keukentrap; verguld, gecomplimenteerd met goud. In zijn handen: een ouderwetse wiskundelineaal.
De kunstenaar meet namelijk de hemel.
Fabre wil verbeelden dat wij dat allemáál doen: Woorden zoeken voor het on-berekenbare, onbegrijpelijke; de losse woorden van ons leven een zin proberen te geven, of: op verhaal komen.
Je ontkomt daar niet aan, want het is algemeen menselijk en van alle tijden. Fabre bewondert die eigenschap, en zet die op een voetstuk: in zijn geval een verzilverde keukentrap.
Dichters, minnaars, kunstenaars, schrijvers – we proberen allemaal het mysterie te vatten, te bevatten, te be-grijpen.
En ik zie de boom bij de ingang en denk: valse christusdoorn.
En ik zoek er een zin, een verhaal achter. Het is menselijk een zin te zoeken waar die misschien helemaal niet is. We kunnen niet zonder zoeken. 

De dichter van de psalm was óok een hemelmeter.
Hij leefde drieduizend jaren geleden in een wereld die nog veel onbegrijpelijker en minder maakbaar was dan die van nu. In een wereld waar mensen het goddelijke, of God, overal om zich heen voelden. Vaal angstig, vaak dreigend, soms als geluk.
Van geslacht tot geslacht zochten mensen bij God hun toevlucht in hun verdriet, meestal in moeiten en leed. Maar of ze ook onderdak kregen?
De God, of je lot blijkt vaak onbegrijpelijk.
Je hebt zelfs je eigel leven niet in de hand; je ervaart jezelf als speelbal, als nietig: als een herfstblad in de wind. Soms heb je mazzel, soms pech, maar je blijft een speelbal waar geen touw aan vast te knopen is.
En die God? Duizend jaren voor Hem als één dag, of een slaapje in de nacht.
We worden weggevaagd als slaap, we zijn als gras dat nog een veel kortere levenscyclus heeft dan een mens. Zo ervaart die mens dat.
Wie ben jij, sterveling, in de ogen van de eeuwige?
Stof en as. Als gras, dat ‘s morgens nog heel wat lijkt maar ‘s avonds al verdord is:
“De dagen van ons leven omvatten zeventig jaren… Voor de krachtigsten tachtig jaren…

En geef die God eens ongelijk, zegt de psalmzinger. Wat wij er hier van brouwen dat is meestal niet iets om trots op te zijn. We maken ruzie, is het niet met andere stammen, dan maar met de familie of met de buren, en zeker met onszelf.
We hebben de sleutel niet; de wijsheid niet in pacht. Sja en dan krijg je een boze, kwaaie God.
Zo interpreteert deze dichter wat hij meemaakt; zo meet hij de hemel.

Hoe vaker ik deze psalm las of zong, hoe dichter bij de dichter ik kwam. De psalm bleek heel anders dan ik op het eerste gezicht dacht. Nu beleef ik hem als een golf van emoties; een huilbui; een woedeuitbarsting; een verlangen naar rechtvaardigheid en vrede; een muziekstuk als van Shostakovich.

Als de schrijver dan zijn blues heeft uitgezongen, als hij uitgeraasd is – en dat is werkelijk ook vaak therapeutisch, en het mag, hij vloekt er een eind op los, hij neemt de afwezigheid van God serieus en geeft zichzelf het recht en de tijd om God de hemel uit te roepen.

Maar dan, op driekwart van de psalm ineens die prachtige zucht, die heerlijke zin:

“Leer mij zo mijn dagen te tellen / dat mij wijsheid des harten gewordt’

Zeg je dat tegen God, of zeg je dat tegen jezelf?
Ik denk het laatste.

Mediteren over de enorme waarde die dit vaak toevallige leven heeft;
het wonder er überhaupt te mogen zijn.
Onze dagen - tellen.

Als godsdienst ergens voor dient, dan tot bewust – zijn.
Bewust van alle tekortkomingen, handicaps, blunders; weten van ziekte en dood, en oorlog. We weten van oorlogen en geruchten van oorlogen. Van onze onafheid, onze onvolkomenheid, onze ontoereikendheid om god of het lot te vatten. Het is van alle tijden.
Wat dan telt, dat is bewust zijn en de momenten van eeuwigheid naar waarde schatten.
Dat noemt de dichter ook “God”.
"Leer ons zo onze dagen te tellen dat ons wijsheid des harten gewordt'".

Wat telt werkelijk in je leven?
We proberen ons bestaan zin te geven, trachten een zin te vinden in een groter verhaal.
Vaak schieten we mis. Vaak gebruiken we veel te grote woorden. En soms roepen sommige mensen dat ze de hele santenkraam doorhebben.
Maar! Het blijft ondoorgrondelijk. Toch! We blijven roepen, hopen en zoeken;
Toch, we blijven kloppen tot het klopt. En ondertussen putten we kracht uit wat, en wie er nog wel is. Daar moet je oog voor blijven houden, anders word je onverschillig en cynisch. Over dat oog, bij voorbeeld: wat een wonder, hoe dat werkt. Het is een groter wonder dat het goed gaat, dan dat het fout loopt.

Dit valt ook op: de psalm is nergens cynisch. De psalm is moedig. Verongelijkt. Benoemt de pijn van het verlies, en gaat er dwars doorheen. Nergens benoemt de psalm concrete zaken als gezondheid, kinderen, ouders, vijanden. Daarmee is de psalm van alle tijden, van alle mensen.

Het lied dat we nu gaan zingen, bezingt een veel lievere God: een die dichtbij is. Dichter Huub Oosterhuis bezing God als een minnaar, als tederheid, als een moeder, als een aanwezigheid.
Ook hij is een hemelmeter.
En ze verschillen niet eens zoveel.

We worden mens en menselijker wanneer we verlangen naar een beter ik, een hoger zelf, en door ons daaraan te spiegelen. In gebed – worden we mens.

En of God een hypothese is, of mensen hem of haar al metend de maat genomen hebben, wat weten wij ervan?
Hoe het ook zij: blijf zoeken, blijf zingen, blijf bidden, blijf lopen, blijf hopen, blijf open.
Blijf kloppen – tot het klopt.
Daar zijn we per slot mensen voor.

Zingen: De Heer heeft mij gezien en onverwacht

(gebeden: Bidden voor Iran - klik voor de tekst)

 

 

Zegen (naar St Patrick):
Grond onder je voeten; Licht in het gezicht, wind in je rug,
hand op je hart, leef ingebed:
Houd dit licht voor je – de schaduwen zullen achter je vallen
Het licht achter je, om te verwarmen en te beschermen in gevaar,
Het licht onder je, om je op te vangen als je valt,
Het licht in je om te troosten Het licht rondom je als een regenboog:
Het licht boven je en zegent je: Vandaag, morgen en in eeuwigheid:
Amen

 

kriklogo

 

Ds. Ivo de Jong
Pastoriedijk 198 
3195 HK Pernis

telefoon: 010-8415105
mobiel: 06-53 455 966
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Ruimte voor verschillende modules